De roodvleesindustrie is een lucratieve industrie, en dat kan het moeilijk maken om te begrijpen of dit voedsel nu gezond is of niet.
Rood vlees staat al jaren in de schijnwerpers van de voedingswetenschap. Sommigen zeggen dat het gevaarlijk is voor het hart, anderen dat er onvoldoende bewijs is om de consumptie ervan te beperken. Hoe is het mogelijk dat er zulke uiteenlopende studies zijn? Een recente analyse helpt ons dit te begrijpen: het gaat niet alleen om vlees, maar ook om de context… en om geld.
Is rood vlees goed of slecht? Dat hangt af van waarmee je het vergelijkt (en wie de studie betaalt).
Rood vlees is een vast onderdeel van ons dieet. Van een biefstuk tot een broodje serranoham, we eten dagelijks veel verschillende producten. Uit gegevens blijkt zelfs dat we meer rood vlees eten dan de meeste van onze Europese buren. Maar weten we eigenlijk wel of dat een probleem is voor onze gezondheid?
Rood vlees ja, maar is het bewerkt of onbewerkt?
Een van de eerste sleutels tot het begrijpen van dit debat is het onderscheid tussen bewerkt en onbewerkt rood vlees. Tot de eerste categorie behoren producten als worst, vleeswaren en bacon, en daarover bestaat vrijwel consensus: veelvuldige consumptie ervan wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
Voor onbewerkt rood vlees (zoals een biefstuk van varkens- of rundvlees) is het bewijs echter minder eenduidig. Voordat we dus al het rode vlees over één kam scheren, moeten we onderscheid maken tussen een entrecote van rundvlees van dieren die in de open lucht zijn gehouden en een hotdog van slechte kwaliteit, waaraan bovendien sauzen en andere ongezonde ingrediënten zijn toegevoegd.
Belangenverstrengeling: let op de kleine lettertjes in studies
Sommige studies beweren dat de consumptie ervan het cholesterolgehalte of de bloeddruk kan verhogen, terwijl andere geen negatieve effecten vinden. Er zijn zelfs analyses die suggereren dat er niets aan de hand is als het met mate wordt geconsumeerd. Wie heeft er gelijk? Een deel van het antwoord ligt in het verder kijken dan het eindresultaat en kijken hoe elke studie is opgezet.
Een groep onderzoekers heeft talrijke klinische studies over rood vlees en hart- en vaatgezondheid onderzocht en een opvallend patroon ontdekt. Studies die door de vleesindustrie werden gefinancierd, waren veel meer geneigd om gunstige resultaten te tonen voor de consumptie van onbewerkt rood vlees. Concreet vermeldde 79 % van deze studies voordelen of neutrale effecten. Studies zonder financiering door de industrie toonden daarentegen meestal negatieve effecten.
Toeval? Dat is onwaarschijnlijk. Dit is al eerder gebeurd in andere sectoren, zoals die van suikerhoudende dranken, waar door de bedrijven zelf betaald onderzoek de gezondheidsrisico’s vaak bagatelliseerde.
Iets soortgelijks gebeurt met rood vlees: de gegevens worden niet rechtstreeks gemanipuleerd, maar er worden wel vergelijkingen gekozen die het product in een gunstig daglicht stellen. Als je bijvoorbeeld een biefstuk vergelijkt met industriële broodjes of ultraverwerkte worstjes, komt rood vlees er gemakkelijk goed uit.
Maar als je het in plaats daarvan vergelijkt met peulvruchten, vis of noten, worden de negatieve effecten op het cholesterolgehalte en het risico op hart- en vaatziekten duidelijker.
Waarmee vergelijken we rood vlees, al dan niet verwerkt?
Dit detail, dat vaak over het hoofd wordt gezien, verandert de interpretatie van het onderzoek volledig. Het is niet hetzelfde om vlees te vervangen door linzen als door een croissant. Daarom benadrukken veel deskundigen dat het niet alleen belangrijk is wat je eet, maar ook wat je niet eet wanneer je een voedingsmiddel kiest.
Bovendien wordt in veel studies niet gespecificeerd wat de mensen in de vergelijkingsgroep precies eten. Zeggen dat ze “weinig vlees eten” zegt niet veel als we niet weten of ze het vervangen door groenten of door ultraverwerkte producten. Door dit gebrek aan informatie kunnen zelfs meta-analyses (die verschillende studies samenvoegen om tot meer solide conclusies te komen) verwarrende resultaten opleveren.
Dit alles leidt tot een duidelijke conclusie: je kunt niet met een simpel ‘ja’ of ‘nee’ beantwoorden of rood vlees goed of slecht is. Het antwoord hangt af van de context, de opzet van het onderzoek en welke voedingsmiddelen als referentie zijn gebruikt. En ook, zoals we hebben gezien, van de vraag of het onderzoek is gefinancierd door de industrie die belang heeft bij bepaalde resultaten.
Moet ik rood vlees dan wel of niet in mijn dieet opnemen?
Het verstandigste is om een gevarieerd dieet aan te houden, met een matige consumptie van rood vlees en de voorkeur te geven aan plantaardige eiwitbronnen, zoals peulvruchten of noten, die aantoonbaar consistente gezondheidsvoordelen hebben.
De voedingswetenschap boekt langzaam vooruitgang, maar om haar aanbevelingen bruikbaar te maken, moeten studies rigoureus, transparant en vrij van economische belangen zijn. En wij, als consumenten, moeten kritisch blijven en niet alleen naar de krantenkoppen kijken.
Zoals een bekende uitspraak op dit gebied treffend samenvat: “Je bent wat je niet eet”. Want het gaat niet alleen om wat we in onze voeding opnemen, maar ook om wat we weglaten. En die keuze kan een groot verschil maken voor onze gezondheid op de lange termijn.